Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

100.00.04 Memorandum van Overeenstemming tussen Nederland en Frankrijk inzake verbetering van de samenwerking tussen de douane-administraties op het gebied van de bestrijding van fraude in het bijzonderde bestrijding van het illegaal verkeer van drugs

1 Memorandum van Overeenstemming tussen Nederland en Frankrijk inzake verbetering van de samenwerking tussen de douane-administraties op het gebied van de bestrijding van fraude in het bijzonder de bestrijding van het illegaal verkeer van drugs

Herinnerend aan de besprekingen over de bestrijding van fraude in het algemeen en in het bijzonder de oriëntaties op het gebied van de strijd tegen het illegaal verkeer van drugs bepaald tijdens de ontmoeting van de Minister-President van het Koninkrijk der Nederlanden en de President van de Franse Republiek die op 26 oktober 1995 zijn gehouden;

Herinnerend aan de reeds bestaande intensieve samenwerking tussen de Nederlandse en Franse douane-administraties, hierna genoemd de partijen, op het gebied van de bestrijding van fraude;

Zich bewust van het juridisch kader waarbinnen deze samenwerking plaatsvindt, met name Verordening (EEG) nr. 1468/81, de Overeenkomst van Napels (gesloten te Rome op 7 september 1967), de Overeenkomst van Wenen uit 1983 betreffende de strijd tegen het illegaal verkeer van drugs en psychotrope stoffen en de Uitvoeringsovereenkomst van het akkoord van Schengen, getekend op 19 juni 1990;

In de overtuiging dat de implicaties op het gebied van fraude als gevolg van de komst van de interne markt en van de Europese Unie een nog intensievere, in het bijzonder operationele, samenwerking tussen de partijen noodzakelijk maken;

Zijn de Gedelegeerd Minister van Begroting van Frankrijk, woordvoerder van de Regering, en de Staatssecretaris van Financiën van Nederland het volgende overeengekomen:

Naar boven

1.1 Paragraaf 1. Uitvoering van de wederzijdse administratieve bijstand

  1. De partijen intensiveren de samenwerking tussen hun nationale inlichtingen- en opsporingsdiensten (FIOD, DIC, DNRED) enerzijds en anderzijds hun regionale diensten, met name de samenwerking tussen de douanedistricten in Nederland en de regionale onderdelen van de Direction des Enquêtes Douanières in Frankrijk, waarbij ervoor wordt gezorgd dat deze diensten regelmatig hun centrale diensten op de hoogte stellen van hun samenwerkingsactiviteiten.

  2. Iedere partij behandelt de verzoeken om administratieve bijstand afkomstig van de andere partij met spoed. Zij onderzoekt met prioriteit die verzoeken waarvan het spoedeisende en belangrijke karakter is onderstreept.

  3. Op verzoek van een van beide partijen kan de andere partij materiële en personele middelen ter beschikking aan deze stellen. De leiding van de operatie blijft voorbehouden aan de partij die territoriaal bevoegd is; deze beschikt alleen over de bevoegdheid tot onderzoek in het kader van de wetten en regelingen die op zijn grondgebied van kracht zijn.

Naar boven

1.2 Paragraaf 2. Samenwerkingsstructuren in het kader van de wederzijdse bijstand

  1. De douane-attachés van beide partijen vormen het vaste en cöordinerende niveau van deze samenwerking. Een tweede niveau wordt gevormd door de vaste bi-nationale teams, die werkzaam zijn op plaatsen die zullen worden aangewezen in een gemeenschappelijk akkoord en een derde niveau door de bi-nationale teams die op ad hoc-basis werken in de concrete gevallen zoals voorzien onder de leden 2 en 3 van deze paragraaf.

  2. Op verzoek van een van de partijen kan de andere partij op basis van wederkerigheid en op blijvende titel een of meer ambtenaren van de verzoekende partij ontvangen binnen zijn douanekantoren of douanediensten, in het bijzonder diegenen die zijn belast met de controle op vrijmaking van goederen en die gevestigd zijn op de belangrijkste plaatsen waar goederen de Europese Unie binnen komen, in beginsel op basis van wederkerigheid.

    Deze ambtenaren, die worden toegevoegd aan teams van medewerkers van de ontvangende partij, hebben als missie het bevorderen van de samenwerking tussen de beide partijen.

    Zij nemen in het bijzonder deel aan de volgende werkzaamheden:

    • controle van vervoermiddelen en containers,

    • selectie of het geheel van selectietechnieken van controles op zendingen die bestemd zijn voor hun oorsprongsland en die worden doorgevoerd of vrijgemaakt in het gastland,

    • doorgeven van nuttige informatie met het oog op eventuele controles uitgeoefend op de bestemming.

    De bedoelde ambtenaren zijn niet bevoegd om op eigen initiatief maatregelen op douanegebied te nemen. Zij oefenen hun missie uit binnen de juridische kaders van het gastland.

    De materiële en financiële insteIlingsvoorwaarden waaronder de ambtenaren worden toegevoegd aan de een of andere partij, zullen van geval tot geval tussen hen geregeld worden.

    De werkprioriteiten voor de ambtenaren van de twee partijen worden minstens een keer per jaar bepaald binnen het kader van de vergaderingen als bedoeld onder paragraaf 6 van deze overeenkomst.

  3. Op verzoek van een van de partijen kunnen voor gevallen die zulks rechtvaardigen op tijdelijke en ad-hoc basis bi-nationale teams worden opgezet bestaande uit Franse en Nederlandse douane-ambtenaren. De ambtenaren van de vragende administratie kunnen in de andere staat in het bijzonder aanwezig zijn bij de controle van containers die worden doorgevoerd naar de staat van de vragende administratie. Deze bi-nationale teams staan onder leiding van een ambtenaar van het gastland.

    Een of meer douane-administraties die geen partij zijn bij dit memorandum kunnen worden toegevoegd aan deze gemeenschappelijke acties indien hun deelname de effectiviteit van de actie kan verhogen.

Naar boven

1.3 Paragraaf 3. Toepassingsbereik en werkgebieden van de wederzijdse bijstand

  1. De samenwerking tussen de beide partijen ziet essentieel op de bestrijding van fraude in Europa.

  2. De twee partijen spannen binnen de wettelijke kaders van elk land zich in om de uitwisseling van informatie te laten toenemen en de wederzijdse bijstand te verbeteren op de navolgende als prioriteit beschouwde gebieden:

    • de bestrijding van drugssmokkel;

    • het toezicht op gevoelige goederen die zijn geplaatst onder de regeling douanevervoer in het kader van het systeem van voorafgaande kennisgeving;

    • de bestrijding van fraude met betrekking tot het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en tot de accijnzen.

    De samenwerking op deze gebieden betreft ook de uitwisseling van informatie over:

    • de technische hulpmiddelen om douanefraude te kunnen ontdekken, in het bijzonder stralingsapparatuur, zoals die werkzaam zijn op de belangrijkste punten van binnenkomst in de Europese Unie binnen een der administraties;

    • voornemens betreffende de installatie van deze hulpmiddelen en de daarmee geboekte resultaten;

    • technieken van risico-analyse voor de doeleinden van controle in havens en op luchthavens en over de daarmee geboekte resultaten.

    Deze samenwerking is mede gericht op de uitwisseling van informatie betreffende de voornaamste autowegen, spoorlijnen, luchtwegen, zeearmen en rivieren die worden gebruikt voor frauduleuze goederen en meer in het bijzonder verdovende middelen. In dit verband zal iedere partij het op zich nemen, in het kader van de wetten en regelingen die op zijn gebied van kracht zijn, om elke informatie die voor de andere partij van belang kan zijn spontaan en zonder uitstel te verstrekken.

  3. Behalve op de prioritaire gebieden kan, op verzoek van een van beide partijen tot gemeenschappelijk optreden worden overgegaan op andere gebieden, waaronder met name:

    • het misbruik van chemische producten die kunnen dienen als precursoren van drugs;

    • de illegale handel in nucleair materiaal en in zeldzame metalen (bijvoorbeeld cesium, osmium, scandium enz.);

    • de illegale handel in aan een embargo onderworpen goederen;

    • de illegale handel in oorlogsmateriaal;

    • de bescherming van dier- en plantensoorten overeenkomstig de Overeenkomst van Washington;

    • namaakgoederen en door piraterij verkregen goederen;

    • milieubelastend afval.

  4. Met betrekking tot bovengenoemde gebieden wordt jaarlijks minstens een vergadering georganiseerd op operationeel niveau, dat wil zeggen tussen de diensten die belast zijn met de praktische uitvoering van de modaliteiten van dit memorandum, het ene jaar door de ene, het andere jaar door de andere partij. De twee partijen stellen gezamenlijk de agenda van deze vergaderingen op.

Naar boven

1.4 Paragraaf 4. Gezamenlijke activiteiten inzake opleidingen

Voor zover mogelijk biedt elke partij de andere partij voor een à twee personen stageplaatsen aan in }iet kader van opleidingen op het gebied van de bestrijding van fraude. De met de deelneming van ambtenaren aan deze opleidingsactiviteiten gemoeide kosten blijven ten laste van de administratie waartoe dezen behoren.

Op verzoek van een van beide partijen en behoudens de instemming van de andere partij kunnen stages van ongeveer twee weken bij de andere partij worden georganiseerd om vertrouwd te raken met de opsporingstechnieken van laatstgenoemde partij. De met de deelneming van ambtenaren aan deze stages gemoeide kosten komen ten laste van de verzoekende partij.

Deze samenwerking op het gebied van de opleiding kan aansluiten op het Europese Matthaeus-programma.

Naar boven

1.5 Paragraaf 5. Verbetering van het algemene en juridische kader van de activiteiten van de douane-administraties

  1. Met respect voor de nationale procedures voor interdepartementale overleg die in elke staat in gebruik zijn, spannen de twee partijen zich in om hun posities in internationale organen op elkaar af te stemmen. Wat betreft de Europese Unie is deze afstemming gericht op verbetering van het communautaire recht en op versterking van de doeltreffendheid van de controle door het douaneapparaat op het niveau van de Europese Unie en die van de samenwerking tussen douane-administraties.

  2. De douane-attachés dragen bij aan het opstellen in overleg met hun directoraten-generaal van een schema van hun douane-administraties op dat met name een overzicht geeft van de taken en bevoegdheden daarvan, alsmede van de opsporingsbevoegdheden die de ambtenaren hebben. Deze schema's worden besproken tussen de twee partijen en kunnen dienen ter ondersteuning van de gedachtevorming betreffende de toenadering of harmonisatie van de van de aan de douane-ambtenaren toegekende opsporingsbevoegdheden, onder voorbehoud van de omzetting hiervan in wetgeving door de nationale parlementen.

Naar boven

1.6 Paragraaf 6. Evaluatie en intensivering van de in dit memorandum voorziene samenwerking

Minstens een keer per jaar wordt, afwisselend door elke partij, een vergadering op het niveau van de directoraten-generaal belegd om de balans op te maken van de uitvoering van de in dit memorandum voorziene samenwerking en om de modaliteiten van verdere intensivering daarvan vast te stellen.

De agenda van deze vergaderingen wordt gezamenlijk opgesteld en kan elke aangelegenheid van gemeenschappelijk belang bevatten.

Deze vergaderingen staan frequentere ontmoetingen tussen de operationele diensten niet in de weg.

Naar boven

1.7 Paragraaf 7. Inwerkingtreding van het memorandum van overeenstemming en wijzigingsprocedure

  1. Dit memorandum treedt in werking op de datum van ondertekening.

  2. Dit memorandum kan op verzoek van een van beide partijen en behoudens instemming van de andere worden gewijzigd.

Gedaan te 's-Gravenhage op 3 februari 1997, in twee exemplaren, in de Franse en de Nederlandse taal, de beide teksten dezelfde kracht hebbend.

   

De Gedelegeerd Minister van Begroting,

woordvoerder van de Regering van de Franse Republiek

De Staatssecretaris van

Financiën van het

Koninkrijk der Nederlanden

Naar boven